In mijn tienerjaren ben ik eens met de trein alleen naar Rotterdam gegaan. Ik kan daar goedkoop logeren bij de vierkoppige familie Van Noordennen. Ze bewonen in de zomertijd een zomerhuisje op een volkstuintje. Ik loop dan zo'n beetje door de stad te dwalen, de stad waar de pas gereedgekomen St. Laurenskerk nog helemaal op een lege vlakte staat.
Piet van Noordennen is in de familie geen onbekende. In het laatste oorlogsjaar 1944 krijgt hij als veertienjarige evacué uit Rotterdam onderdak bij mijn grootmoeder aan de Dwarslaan in Scheemda.
Uitzicht na het Duitse bombardement van 14 mei 1940 vanaf het Witte Huis op Station Beurs, het Plan C, de Laurenskerk en op de achtergrond het Stadhuis. Bron: Collectie German Federal Archives. Bild 146. via Wikipedia. Foto: 1940. Licentie: Creative Commons.
De nood is hoog in steden als Rotterdam. De boel ligt in puin. De jongen z'n vader is veerman geweest en door de Duitsers doodgeschoten. Samen met zijn moeder en twee grootmoeders, waarvan de ene van honger overlijdt, woont hij nog steeds in Rotterdam. Maar wanneer het echt niet langer meer kan, wordt hij met een grote groep kinderen naar het noorden uitgezonden.
In zijn geval gebeurt dat via een kerkelijke organisatie en in Scheemda zijn het ds. Glas en ds. Poot van Eexta die voor onderdak zorgen. Ook mijn oma meldt zich aan. Ze wil graag een jongetje van een jaar of vijf. 'Hij moet niet ouder zijn, want zoveel eten heb ik niet', moet ze hebben gezegd.
Wanneer de zending kinderen in Scheemda aankomt, zijn ze spoedig ondergebracht en deelt de organisatie aan mijn oma mee, dat alle kinderen al geplaatst zijn. Nou geen probleem.
De verrassing is daarom groot wanneer haar dochter (mijn moeder) op de zaterdag voor Pasen toch nog met een jongen thuis komt. Hij is later aangekomen en heeft nog geen logeeradres. Mijn oma vertelt vaak in welke toestand hij bij haar aan komt. Volkomen hongerig en vervuild staat hij voor haar. Snel wordt een wastobbe op de kamervloer gezet, met warm water gevuld en de jongen uitgekleed en gewassen. Hij vertelt hoe ze op een schip tien dagen onderweg zijn geweest over het IJsselmeer. Ze verblijven in het ruim van een vrachtschip waar het stro vervuild is geraakt door omgevallen tonnen. Het is een ware beproeving geweest. Ze hebben hem voorgehouden, dat er in Groningen volop krentenbrood is, maar mijn oma laat weten dat dat niet het geval is.
Na de wasbeurt krijgt hij schone kleren en een beker warme melk. De vriendschap is gesloten.
Voortdurend vliegt hij mijn oma om de hals en roept hij, 'O, tante, tante….'
De volgende dag is het zondag en gaan ze naar de kerk. Thuisgekomen maakt mijn oma de rode bieten klaar en doet er voor de smaak een plak suikerbiet in. Als hij de suikerbiet ziet, zakt hij zowat van schrik in elkaar. 'Och tante, krijgen we hier ook al suikerbiet?' Nadat mijn oma hem heeft gerustgesteld, knapt hij weer op. Omdat het Pasen is, zijn er eieren in huis en ze zegt dat hij maar eens in de kelder moet gaan kijken. Bij het zien van zoveel eieren, brood en weckflessen met schapenvlees zegt hij, 'Och als mijn moeder eens kon zien waar Pietje beland is….'
De jongen is dolgelukkig en mijn oma zegt dat hij net zo lang kan blijven als hij wil. Het is een heel gemakkelijk kind, vertelt mijn oma, maar wel erg zenuwachtig. Na de vernietigende bombardementen tijdens de eerste oorlogsdagen is hij onder het puin vandaan gehaald en heeft hij zijn knie bezeerd. Hij is soms zo levenslustig en druk dat ze hem wel in toom moet houden. 'Pas op hoor', roept ze dan, 'Ik moet nog even boodschappen doen en dan ga ik bij dominee Glas langs.
Hij weet maar al te goed dat ds. Glas de kinderen hier heeft ondergebracht en hem misschien terug kan sturen. Hollend komt hij haar dan achterna en vraagt of ze niet naar ds. Glas wil gaan. Geen haar op haar hoofd denkt er natuurlijk aan om de vrolijke gast terug te sturen naar Rotterdam.
Op de dag van de bevrijding komt de weckfles met schapenvlees op tafel. 'Piet', heeft ze steeds tegen hem gezegd, 'Als we vrij zijn mag jij het vlees uit de kelder halen'. En dat gebeurt. Triomfantelijk komt hij met de kostbare schat naar boven.
Tussen Piet en mijn oma is een levenslange vriendschap blijven bestaan.
Onbewerkte tekst: Jan P. Koers, Scheemda |